Advies Raad van State

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.

[Gepubliceerd: 2019-01-28] Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2004, no.04.002674, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.Met het wetsvoorstel wordt beoogd de Wet op de openluchtrecreatie (WOR) gefaseerd in te trekken. De intrekking geschiedt in twee fasen. Bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zullen de bepalingen van de WOR inzake de hygiëne, de gezondheid en veiligheid van kampeerterreinen en jachthavens en het vestigen van volkstuincomplexen alsmede de bepaling over de planning van openluchtrecreatie, een delegatiebepaling en overgangsbepalingen komen te vervallen. De resterende artikelen van de WOR (onder andere betreffende het vergunningstelsel en schadevergoeding) zullen ingevolge artikel II van het wetsvoorstel op 1 januari 2009 vervallen.Daarnaast vindt één inhoudelijke wijziging plaats. Voorgesteld wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven gedurende het gehele kampeerseizoen vijftien in plaats van tien kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen toe te staan. Thans kunnen burgemeester en wethouders dit alleen toestaan voor een "korte periode".De Raad van State maakt opmerkingen over de inwerkingtreding en over het overgangsrecht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.1. Het wetsvoorstel voorziet in een overgangstermijn tot 2009, gedurende welke het vergunningstelsel van de WOR van kracht blijft. Het is de bedoeling om de gemeenten daarmee in de gelegenheid te stellen hun kampeerbeleid aan te passen. Deze overgangstermijn van ongeveer vier jaar is mede ingegeven door het feit dat de huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening naar verwachting binnenkort zal worden vervangen door een nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De voorgestelde overgangstermijn zou het aldus mogelijk maken dat gemeenten herziening van het bestemmingsplan vanwege de intrekking van de WOR kunnen combineren met herziening daarvan vanwege de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.(zie noot 1)De Raad merkt hierover allereerst op dat hierbij niet duidelijk wordt hoe zich deze overgangstermijn verhoudt tot het voorziene regime van inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Indien de inwerkingtreding van deze nieuwe wet op een andere datum zal uitkomen dan 1 januari 2009, ligt deze termijnstelling bij de WOR niet direct voor de hand. Vervolgens wijst de Raad erop dat elders in de toelichting overtuigend wordt beargumenteerd dat het vergunningstelsel van de WOR als zelfstandig instrument - naast bestemmingsplan en eventueel gemeentelijke verordening - ook nu al nauwelijks betekenis toekomt. Het is een onnodige aanvulling op de reeds bestaande instrumenten die provincies en gemeenten ter beschikking staan.(zie noot 2) De bepalingen inzake het vergunningstelsel van de WOR kunnen in verband daarmee vervallen, aldus de regering. Nu het gemeentelijk beleid op dit terrein reeds lang vorm krijgt in met name bestemmingsplannen en eventueel nader vorm kan krijgen, in samenhang met het stellen van regels in de Algemene Plaatselijke Verordening, blijkt naar de mening van de Raad niet van de noodzaak van een lange overgangstermijn met het oog op de intrekking van de WOR. Bovendien wijst het college erop dat de intrekking van de WOR is opgenomen in de plannen tot verlichting van de administratieve lasten en deze reductie vooral voortvloeit uit het wegvallen van het vergunningstelsel.(zie noot 3)Tenslotte merkt de Raad hierbij op, dat van de voorziene aanpassing van het begrip "korte periode" - neergelegd in het voorgestelde artikel 8, derde lid, WOR - in verband met het aantal toe te laten kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen kan worden afgezien, indien van een lange overgangstermijn geen sprake zal zijn.In verband met het bovenstaande adviseert de Raad af te zien van de voorgestelde lange overgangstermijn en het voorstel dienovereenkomstig aan te passen.2. Op grond van artikel I, onder G, vervalt de WOR op 1 januari 2009, waardoor alsdan de bepaling omtrent schadevergoeding (artikel 31 WOR) zal vervallen. De toelichting gaat niet in op de gevolgen daarvan voor verzoeken tot schadevergoeding, die voor de inwerkingtreding van de wet zijn ingediend en waarop nog niet definitief is beslist.De Raad adviseert terzake een overgangsbepaling in het wetsvoorstel op te nemen, dan wel in de memorie van toelichting uiteen te zetten waarom daarvan kan worden afgezien.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Jaar: 2019 Raad van State Documenten: 1

📁 Download volledig dossier (ZIP)

Documenten (1)
Attribuut Waarde
Identifier nl.oorg10008.2e.2019.1628
Aanbieder (Naam) Raad van State
Titel Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.
Beschrijving Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2004, no.04.002674, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de openluchtrecreatie (gefaseerde intrekking van de wet), met memorie van toelichting.Met het wetsvoorstel wordt beoogd de Wet op de openluchtrecreatie (WOR) gefaseerd in te trekken. De intrekking geschiedt in twee fasen. Bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zullen de bepalingen van de WOR inzake de hygiëne, de gezondheid en veiligheid van kampeerterreinen en jachthavens en het vestigen van volkstuincomplexen alsmede de bepaling over de planning van openluchtrecreatie, een delegatiebepaling en overgangsbepalingen komen te vervallen. De resterende artikelen van de WOR (onder andere betreffende het vergunningstelsel en schadevergoeding) zullen ingevolge artikel II van het wetsvoorstel op 1 januari 2009 vervallen.Daarnaast vindt één inhoudelijke wijziging plaats. Voorgesteld wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven gedurende het gehele kampeerseizoen vijftien in plaats van tien kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen toe te staan. Thans kunnen burgemeester en wethouders dit alleen toestaan voor een "korte periode".De Raad van State maakt opmerkingen over de inwerkingtreding en over het overgangsrecht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.1. Het wetsvoorstel voorziet in een overgangstermijn tot 2009, gedurende welke het vergunningstelsel van de WOR van kracht blijft. Het is de bedoeling om de gemeenten daarmee in de gelegenheid te stellen hun kampeerbeleid aan te passen. Deze overgangstermijn van ongeveer vier jaar is mede ingegeven door het feit dat de huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening naar verwachting binnenkort zal worden vervangen door een nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De voorgestelde overgangstermijn zou het aldus mogelijk maken dat gemeenten herziening van het bestemmingsplan vanwege de intrekking van de WOR kunnen combineren met herziening daarvan vanwege de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.(zie noot 1)De Raad merkt hierover allereerst op dat hierbij niet duidelijk wordt hoe zich deze overgangstermijn verhoudt tot het voorziene regime van inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Indien de inwerkingtreding van deze nieuwe wet op een andere datum zal uitkomen dan 1 januari 2009, ligt deze termijnstelling bij de WOR niet direct voor de hand. Vervolgens wijst de Raad erop dat elders in de toelichting overtuigend wordt beargumenteerd dat het vergunningstelsel van de WOR als zelfstandig instrument - naast bestemmingsplan en eventueel gemeentelijke verordening - ook nu al nauwelijks betekenis toekomt. Het is een onnodige aanvulling op de reeds bestaande instrumenten die provincies en gemeenten ter beschikking staan.(zie noot 2) De bepalingen inzake het vergunningstelsel van de WOR kunnen in verband daarmee vervallen, aldus de regering. Nu het gemeentelijk beleid op dit terrein reeds lang vorm krijgt in met name bestemmingsplannen en eventueel nader vorm kan krijgen, in samenhang met het stellen van regels in de Algemene Plaatselijke Verordening, blijkt naar de mening van de Raad niet van de noodzaak van een lange overgangstermijn met het oog op de intrekking van de WOR. Bovendien wijst het college erop dat de intrekking van de WOR is opgenomen in de plannen tot verlichting van de administratieve lasten en deze reductie vooral voortvloeit uit het wegvallen van het vergunningstelsel.(zie noot 3)Tenslotte merkt de Raad hierbij op, dat van de voorziene aanpassing van het begrip "korte periode" - neergelegd in het voorgestelde artikel 8, derde lid, WOR - in verband met het aantal toe te laten kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen kan worden afgezien, indien van een lange overgangstermijn geen sprake zal zijn.In verband met het bovenstaande adviseert de Raad af te zien van de voorgestelde lange overgangstermijn en het voorstel dienovereenkomstig aan te passen.2. Op grond van artikel I, onder G, vervalt de WOR op 1 januari 2009, waardoor alsdan de bepaling omtrent schadevergoeding (artikel 31 WOR) zal vervallen. De toelichting gaat niet in op de gevolgen daarvan voor verzoeken tot schadevergoeding, die voor de inwerkingtreding van de wet zijn ingediend en waarop nog niet definitief is beslist.De Raad adviseert terzake een overgangsbepaling in het wetsvoorstel op te nemen, dan wel in de memorie van toelichting uiteen te zetten waarom daarvan kan worden afgezien.3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De Vice-President van de Raad van State
Publicatiedatum 2019-01-28
Jaar 2019
Type 2e - Advies
Aanbieder (Code) oorg10008
Totaal aantal documenten 1
Bron Originele publicatie
Verkregen op 2024-03-30
Aantal pagina's in dossier 4