Advies Raad van State

Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking.

[Gepubliceerd: 2019-08-08] Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2018, no.2018000915, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot implementatie van EU-regels die tot doel hebben belastingontwijking te bestrijden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het noodzakelijk dat in de toelichting aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de bij de implementatie gemaakte keuzes voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland. Daarnaast adviseert zij om de wijze waarop de antimisbruikmaatregel uit de richtlijn wordt geïmplementeerd (namelijk door deze niet in de wet op te nemen, terwijl dat in een vergelijkbare situatie eerder wél is gebeurd) overtuigend te motiveren. Indien dat niet mogelijk is, adviseert de Afdeling deze maatregel in de wet op te nemen.1.InleidingAlvorens enkele opmerkingen bij het voorstel te maken, volgt in deze inleiding eerst een korte schets van de achtergrond en de inhoud van de te implementeren richtlijnbepalingen, alsmede van de inhoud van het voorstel.Voorliggende ATAD1-richtlijn (zie noot 1) strekt ertoe om binnen de 28 verschillende vennootschapsbelastingstelsels die in de EU van toepassing zijn, een gemeenschappelijk minimumniveau van bescherming tegen belastingontwijkingspraktijken te creëren. (zie noot 2) Met het oog op een goede werking van de interne markt kunnen de lidstaten daarmee op een voldoende coherente en gecoördineerde wijze hun toezeggingen implementeren om de (BEPS (zie noot 3))-aanbevelingen (zie noot 4) van de OESO (voor concrete maatregelen ter bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving) op te volgen. (zie noot 5) Het gaat in ATAD1 om vier maatregelen. (zie noot 6)a.Beperking van de aftrekbaarheid van rente (earningsstrippingmaatregel) (zie noot 7)In een poging hun wereldwijde belastingschuld te verlagen zijn groepen van vennootschappen zich door middel van excessieve rentebetalingen (tussen gelieerde entiteiten) steeds meer gaan bezighouden met grondslaguitholling en winstverschuiving (renteaftrek bij een concernvennootschap in een land met een hoog tarief en de ontvangen rente laten neerslaan bij een concernvennootschap in een land met een laag tarief).Het voorstel beperkt die aftrekbaarheid. (zie noot 8) zijn, kort gezegd, de aftrekbare rentelasten hoger dan de belastbare rentebaten, dan is het saldo alleen aftrekbaar voor zover het lager is dan de maximaal toegestane aftrekcapaciteit (die 30% van het brutobedrijfsresultaat bedraagt dan wel, indien dat hoger is, 1 mln).b.Exitheffing (zie noot 9)Wanneer een belastingplichtige activa of zijn fiscale woonplaats buiten het rechtsgebied van een staat brengt, zorgt een exitheffing ervoor dat de in die staat reeds gecreëerde winst, ook al is deze nog niet gerealiseerd op het moment van vertrek, toch wordt belast in die staat van vertrek (en dus niet - later - in een laag belaste andere staat waar die winst niet is gecreëerd).De huidige Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) kent deze exitheffing al. (zie noot 10) Het voorstel strekt er dan ook alleen toe om de regeling voor betaling in termijnen (en de beëindiging van die regeling) in overeenstemming te brengen met ATAD1 (zo wordt het aantal jaartermijnen voor betaling van de exitheffing teruggebracht van 10 naar 5). (zie noot 11)c.Een maatregel betreffende gecontroleerde buitenlandse ondernemingen (cfc-maatregel) (zie noot 12)ATAD1 introduceert voorts regels die gericht zijn tegen het verschuiven van winsten van onderneming A in het ene land naar een onder haar controle staande onderneming B (cfc) in een laag belastend ander land. Die verschuiving is bijvoorbeeld te realiseren door mobiele (zoals immateriële) activa te verplaatsen naar een dergelijke cfc.Door de toepassing van deze regels rekent het voorstel, kort gezegd, de na de verschuiving gecreëerde winst van de cfc toe aan onderneming A. (zie noot 13)d.Algemene antimisbruikmaatregel (zie noot 14)ATAD1 introduceert een algemene antimisbruikregel om mazen te dichten zonder dat zij de toepasselijkheid van specifieke antimisbruikregels doorkruist. Kort gezegd is de maatregel erop gericht om bij de berekening van de verschuldigde vennootschapsbelasting kunstmatige constructies buiten beschouwing te laten, die zijn opgezet met als hoofddoel een belastingvoordeel te verkrijgen dat doel of toepassing van het belastingrecht ondermijnt. (zie noot 15) Opname in ATAD1 waarborgt dat de regel op uniforme wijze toepassing vindt in binnenlandse situaties, binnen de Unie en ten aanzien van derde landen, zodat de reikwijdte ervan en de toepassingsresultaten in binnenlandse en grensoverschrijdende situaties niet uiteenlopen. (zie noot 16)De toelichting op het voorstel stelt dat het beoogde doel van ATAD1 op dit punt al is bereikt met het in de jurisprudentie ontwikkelde leerstuk fraus legis. (zie noot 17)De Afdeling maakt een opmerking over het fiscale vestigingsklimaat (inzake de maatregelen a/c) en over de algemene antimisbruikmaatregel (maatregel d).2.Fiscale vestigingsklimaatMet betrekking tot de hiervoor onder 1a beschreven earningsstrippingmaatregel is in het voorstel gekozen voor "een robuuste implementatie die op onderdelen aanzienlijk verder gaat dan de minimumstandaard van ATAD1", aldus de toelichting. (zie noot 18) Die robuustheid komt onder meer tot uitdrukking in een lagere vaststelling van het vaste bedrag van de maximale aftrekcapaciteit dan ATAD1 toestaat (namelijk de hiervoor onder 1a genoemde 1 mln in plaats van de door ATAD1 toegestane 3 mln). Daarnaast komt die robuustheid tot uitdrukking in het ongebruikt laten van een aantal facultatieve bepalingen uit ATAD1. Zo wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot het opnemen van uitzonderingen voor groepen, (zie noot 19) voor op zichzelf staande entiteiten (zie noot 20) en voor langlopende openbare infrastructuurprojecten (zie noot 21). Met deze robuuste implementatie worden de mogelijkheden voor een lichtere uitvoering van ATAD1 onbenut gelaten.Ook over de hiervoor onder 1c beschreven cfc-maatregel merkt de toelichting op dat daarbij geen verdere versoepelingen passen, waardoor in voorkomende gevallen sprake is van een nog meer prohibitief karakter. (zie noot 22)Het valt de Afdeling op dat in de toelichting geen aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de voorgestane robuuste implementatie voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland. Zo kan een minder robuuste (dus lichtere) implementatie in andere lidstaten negatieve gevolgen hebben voor het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. Juist bij maatregelen op het terrein van de vennootschapsbelasting is aandacht voor het Nederlandse vestigingsklimaat gebruikelijk. Aandacht is bovendien gewenst omdat daarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke afwegingen aan de gemaakte keuzes ten grondslag liggen.De Afdeling adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan de gevolgen van de gemaakte keuzes voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland.3.Algemene antimisbruikmaatregelVolgens de toelichting op het voorstel wordt het doel dat ATAD1 beoogt met de algemene antimisbruikmaatregel al bereikt met het in de jurisprudentie ontwikkelde leerstuk fraus legis (zie ook punt 1d hiervoor). De toelichting stelt dat om die reden de antimisbruikmaatregel geen specifieke implementatie behoeft (zie noot 23): de Wet Vpb 1969 wordt dan ook niet aangepast. De Afdeling merkt hier het volgende over op.De zogenoemde Moeder-dochterrichtlijn uit 2015 kent ook een antimisbruikmaatregel. (zie noot 24) Deze antimisbruikmaatregel komt qua bewoordingen (bijna) volledig overeen met de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 en is wél geïmplementeerd in de Wet Vpb 1969. (zie noot 25) Dit roept de vraag op waarom dat met de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 niet gebeurt, te meer omdat het opnemen van die antimisbruikmaatregel in de Wet Vpb 1969 duidelijkheid biedt aan belastingplichtigen. De toelichting gaat niet in op de reden voor het verschil in de wijze van implementatie.De Afdeling adviseert in de toelichting het verschil in de wijze van implementatie van beide antimisbruikmaatregelen overtuigend te motiveren en, indien dit niet mogelijk is, de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 in de Wet Vpb 1969 op te nemen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Jaar: 2019 Raad van State Documenten: 1

📁 Download volledig dossier (ZIP)

Documenten (1)
Attribuut Waarde
Identifier nl.oorg10008.2e.2019.4497
Aanbieder (Naam) Raad van State
Titel Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking.
Beschrijving Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking), met memorie van toelichting.Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2018, no.2018000915, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking), met memorie van toelichting.Het voorstel strekt tot implementatie van EU-regels die tot doel hebben belastingontwijking te bestrijden.De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht het noodzakelijk dat in de toelichting aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de bij de implementatie gemaakte keuzes voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland. Daarnaast adviseert zij om de wijze waarop de antimisbruikmaatregel uit de richtlijn wordt geïmplementeerd (namelijk door deze niet in de wet op te nemen, terwijl dat in een vergelijkbare situatie eerder wél is gebeurd) overtuigend te motiveren. Indien dat niet mogelijk is, adviseert de Afdeling deze maatregel in de wet op te nemen.1.InleidingAlvorens enkele opmerkingen bij het voorstel te maken, volgt in deze inleiding eerst een korte schets van de achtergrond en de inhoud van de te implementeren richtlijnbepalingen, alsmede van de inhoud van het voorstel.Voorliggende ATAD1-richtlijn (zie noot 1) strekt ertoe om binnen de 28 verschillende vennootschapsbelastingstelsels die in de EU van toepassing zijn, een gemeenschappelijk minimumniveau van bescherming tegen belastingontwijkingspraktijken te creëren. (zie noot 2) Met het oog op een goede werking van de interne markt kunnen de lidstaten daarmee op een voldoende coherente en gecoördineerde wijze hun toezeggingen implementeren om de (BEPS (zie noot 3))-aanbevelingen (zie noot 4) van de OESO (voor concrete maatregelen ter bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving) op te volgen. (zie noot 5) Het gaat in ATAD1 om vier maatregelen. (zie noot 6)a.Beperking van de aftrekbaarheid van rente (earningsstrippingmaatregel) (zie noot 7)In een poging hun wereldwijde belastingschuld te verlagen zijn groepen van vennootschappen zich door middel van excessieve rentebetalingen (tussen gelieerde entiteiten) steeds meer gaan bezighouden met grondslaguitholling en winstverschuiving (renteaftrek bij een concernvennootschap in een land met een hoog tarief en de ontvangen rente laten neerslaan bij een concernvennootschap in een land met een laag tarief).Het voorstel beperkt die aftrekbaarheid. (zie noot 8) zijn, kort gezegd, de aftrekbare rentelasten hoger dan de belastbare rentebaten, dan is het saldo alleen aftrekbaar voor zover het lager is dan de maximaal toegestane aftrekcapaciteit (die 30% van het brutobedrijfsresultaat bedraagt dan wel, indien dat hoger is, 1 mln).b.Exitheffing (zie noot 9)Wanneer een belastingplichtige activa of zijn fiscale woonplaats buiten het rechtsgebied van een staat brengt, zorgt een exitheffing ervoor dat de in die staat reeds gecreëerde winst, ook al is deze nog niet gerealiseerd op het moment van vertrek, toch wordt belast in die staat van vertrek (en dus niet - later - in een laag belaste andere staat waar die winst niet is gecreëerd).De huidige Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) kent deze exitheffing al. (zie noot 10) Het voorstel strekt er dan ook alleen toe om de regeling voor betaling in termijnen (en de beëindiging van die regeling) in overeenstemming te brengen met ATAD1 (zo wordt het aantal jaartermijnen voor betaling van de exitheffing teruggebracht van 10 naar 5). (zie noot 11)c.Een maatregel betreffende gecontroleerde buitenlandse ondernemingen (cfc-maatregel) (zie noot 12)ATAD1 introduceert voorts regels die gericht zijn tegen het verschuiven van winsten van onderneming A in het ene land naar een onder haar controle staande onderneming B (cfc) in een laag belastend ander land. Die verschuiving is bijvoorbeeld te realiseren door mobiele (zoals immateriële) activa te verplaatsen naar een dergelijke cfc.Door de toepassing van deze regels rekent het voorstel, kort gezegd, de na de verschuiving gecreëerde winst van de cfc toe aan onderneming A. (zie noot 13)d.Algemene antimisbruikmaatregel (zie noot 14)ATAD1 introduceert een algemene antimisbruikregel om mazen te dichten zonder dat zij de toepasselijkheid van specifieke antimisbruikregels doorkruist. Kort gezegd is de maatregel erop gericht om bij de berekening van de verschuldigde vennootschapsbelasting kunstmatige constructies buiten beschouwing te laten, die zijn opgezet met als hoofddoel een belastingvoordeel te verkrijgen dat doel of toepassing van het belastingrecht ondermijnt. (zie noot 15) Opname in ATAD1 waarborgt dat de regel op uniforme wijze toepassing vindt in binnenlandse situaties, binnen de Unie en ten aanzien van derde landen, zodat de reikwijdte ervan en de toepassingsresultaten in binnenlandse en grensoverschrijdende situaties niet uiteenlopen. (zie noot 16)De toelichting op het voorstel stelt dat het beoogde doel van ATAD1 op dit punt al is bereikt met het in de jurisprudentie ontwikkelde leerstuk fraus legis. (zie noot 17)De Afdeling maakt een opmerking over het fiscale vestigingsklimaat (inzake de maatregelen a/c) en over de algemene antimisbruikmaatregel (maatregel d).2.Fiscale vestigingsklimaatMet betrekking tot de hiervoor onder 1a beschreven earningsstrippingmaatregel is in het voorstel gekozen voor "een robuuste implementatie die op onderdelen aanzienlijk verder gaat dan de minimumstandaard van ATAD1", aldus de toelichting. (zie noot 18) Die robuustheid komt onder meer tot uitdrukking in een lagere vaststelling van het vaste bedrag van de maximale aftrekcapaciteit dan ATAD1 toestaat (namelijk de hiervoor onder 1a genoemde 1 mln in plaats van de door ATAD1 toegestane 3 mln). Daarnaast komt die robuustheid tot uitdrukking in het ongebruikt laten van een aantal facultatieve bepalingen uit ATAD1. Zo wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot het opnemen van uitzonderingen voor groepen, (zie noot 19) voor op zichzelf staande entiteiten (zie noot 20) en voor langlopende openbare infrastructuurprojecten (zie noot 21). Met deze robuuste implementatie worden de mogelijkheden voor een lichtere uitvoering van ATAD1 onbenut gelaten.Ook over de hiervoor onder 1c beschreven cfc-maatregel merkt de toelichting op dat daarbij geen verdere versoepelingen passen, waardoor in voorkomende gevallen sprake is van een nog meer prohibitief karakter. (zie noot 22)Het valt de Afdeling op dat in de toelichting geen aandacht wordt besteed aan de gevolgen van de voorgestane robuuste implementatie voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland. Zo kan een minder robuuste (dus lichtere) implementatie in andere lidstaten negatieve gevolgen hebben voor het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. Juist bij maatregelen op het terrein van de vennootschapsbelasting is aandacht voor het Nederlandse vestigingsklimaat gebruikelijk. Aandacht is bovendien gewenst omdat daarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke afwegingen aan de gemaakte keuzes ten grondslag liggen.De Afdeling adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan de gevolgen van de gemaakte keuzes voor het fiscale vestigingsklimaat in Nederland.3.Algemene antimisbruikmaatregelVolgens de toelichting op het voorstel wordt het doel dat ATAD1 beoogt met de algemene antimisbruikmaatregel al bereikt met het in de jurisprudentie ontwikkelde leerstuk fraus legis (zie ook punt 1d hiervoor). De toelichting stelt dat om die reden de antimisbruikmaatregel geen specifieke implementatie behoeft (zie noot 23): de Wet Vpb 1969 wordt dan ook niet aangepast. De Afdeling merkt hier het volgende over op.De zogenoemde Moeder-dochterrichtlijn uit 2015 kent ook een antimisbruikmaatregel. (zie noot 24) Deze antimisbruikmaatregel komt qua bewoordingen (bijna) volledig overeen met de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 en is wél geïmplementeerd in de Wet Vpb 1969. (zie noot 25) Dit roept de vraag op waarom dat met de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 niet gebeurt, te meer omdat het opnemen van die antimisbruikmaatregel in de Wet Vpb 1969 duidelijkheid biedt aan belastingplichtigen. De toelichting gaat niet in op de reden voor het verschil in de wijze van implementatie.De Afdeling adviseert in de toelichting het verschil in de wijze van implementatie van beide antimisbruikmaatregelen overtuigend te motiveren en, indien dit niet mogelijk is, de antimisbruikmaatregel uit ATAD1 in de Wet Vpb 1969 op te nemen.De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.De waarnemend vice-president van de Raad van State
Publicatiedatum 2019-08-08
Jaar 2019
Type 2e - Advies
Aanbieder (Code) oorg10008
Totaal aantal documenten 1
Bron Originele publicatie
Verkregen op 2024-03-30
Aantal pagina's in dossier 7